Dit is een bewerking van informatie op grebbeberg.nl
De nacht van 11 op 12 mei zal voor alle Nederlandse militairen aan de Grebbeberg een hel zijn geweest. De vijand lag ontegenzeglijk vlak voor de stelling, de uit Ouwehand ontsnapte apen en exotische vogels zorgden voor onbekende en soms angstaanjagende geluiden en het Duitse geschut donderde onvermoeibaar door.
De verdedigers kregen geen enkele rust en logistiek moest behoedzaam gebeuren en was nooit ontbloot van gevaar wegens scherven of dodelijke boomsplinters, die door detonerende granaten ontstonden. Slachtoffers kostte het Duitse vuur niet in hoge mate, maar psychisch was er sprake van een danige inwerking op de verdedigers van de Grebbeberg. Vanuit de rug van de verdedigers vuurde het Nederlandse geschut gedoseerd terug. Daarbij was Wageningen het doelwit, en later een voorbereidingsvuur voor de aanval van II-19RI. Toen het er echter op aan kwam, in de late ochtend en vroege middag, was de Nederlandse artilleriesteun afwezig.
Toen het licht werd nam de artilleriebeschieting van de Duitsers alleen nog maar toe. In de vroegere ochtenduren werden diverse artillerieposities beschoten, later werd de frontlijn het voornaamste doelwit. Tegen het middaguur intensiveerde de beschieting. Vier afdelingen namen de Grebbelinie toen onder een dicht vuur. Twee afdelingen werden ingezet om de frontlijn en oosthelling van de berg zelf te beschieten. De acht beschikbare stukken 150 mm houwitsers beschoten het Hoornwerk en op de Grebbeweg en het viaduct werd een afsluitingsvuur gelegd door een batterij 105 mm houwitsers.
Op de stellingen werd door de Duitse artillerie vooral met versnelde ontsteking geschoten zodat een scherven- en projectielenregen boven de stellingen werd uitgestort. De verdedigers kropen bij elkaar in de schuilplaatsen. Opeens werd rond 1240 uur het vuur naar achteren verlegd. De Nederlanders kwamen aarzelend uit hun schuilplaatsen en binnen enkele minuten stonden SS’ers aan de noordzijde van de verdedigingslinie. Heel snel wisten zij zich een weg te banen door de stellingen op het bolwerk en de sluis over te stormen, terwijl SS Sturmpioniere met rubberen drijfzakken zorgden voor oversteekmogelijkheden voor mensen en middelen.
De kazematten aan de oosthelling van de Grebbeberg werden stuk voor stuk ingenomen. Van felle Nederlandse tegenstand was geen sprake. In paniek weken onaangetaste posities terug naar de stoplijn, zodat de Duitsers spoedig de zuidoost zijde van de berg onder controle had. Noordelijker bleef de frontlijn echter bezet. De SS nam de sector tussen Grebbeweg en de Rijn tot de huidige begraafplaats geleidelijk aan in bezit en groef zich daar provisorisch in, terwijl sluipschutters in de bomen klommen. Onderwijl werd versterking ook aangevoerd over het sluisje en middels drijfzakken over de Grift gezet. Het bos ten noorden van de Grebbeweg bleef enige tijd niemandsland, waarbij de Nederlandse opstellingen en kazematten langs de Heimersteinselaan (parallel aan de Grebbeweg) nog lange tijd onaangetast, en door de verdedigers bezet, bleven. Deze opstellingen waren echter allen met front noord gebouwd. Terwijl de vijand zich intussen juist zuidelijk van hen bevond.
Achter de stoplijn zaten de bataljons- en regimentscommandoposten. Al in de ochtend waren de regimentscommandant overste Hennink en zijn oudste bataljonscommandant majoor Landzaat, naar voren gegaan om de situatie aan de frontlijn te verkennen. Toen de beide commandanten uiteindelijk zich moesten dekken voor de intensieve Duitse vuurovervallen, werd de majoor Jacometti plaatsvervangend regimentscommandant. Toen hem berichten toekwamen dat er Duitsers in de hoofdweerstand waren binnengedrongen, besloot hij tot een tegenstoot vanuit de sector noord van de Grebbeweg. Hij zou de stoutmoedige Duitse verbanden wel even van de berg af jagen.
De majoor besloot de onderneming zelf te gaan leiden, hoewel op dat moment geen enkele andere bataljonscommandant meer op zijn CP was, en ook de regimentscommandant ontbrak. Onderweg om de tegenstoot te organiseren kwam Jacometti echter de RC weer tegen en meldde zijn voornemen. Zonder daarna zich te bekommeren om zijn opvolging als BC en een nieuwe bezetting van zijn stelling te organiseren, nam hij zijn bataljonsstaf mee, verzamelde nog enkele manschappen om hem heen, probeerde snel enige ondersteuning van lokale mitrailleurs te organiseren en trok tenslotte aan het hoofd van een verband van circa 40 man langs de Heimersteinselaan voorwaarts. In drie groepen wilde men het bos ter hoogte van de huidige begraafplaats ‘schoonvegen’. Toen men door de versperring voor de stoplijn was geraakt [door uitnemen van enkele Friesche Ruiters], draaide de drie groepen zuidoostwaarts het bos in, waarbij de rechtergroep nog op de roggeakker voor de stoplijn was, toen de Duitsers vanaf de bospercelen langs de Grebbeweg en vanuit de bomen een moordend vuur op de Nederlanders afgaven. De tegenstoot was direct om zeep geholpen. Nederlanders die zich bloot gaven aan het vuur werden vrijwel direct gedood of gewond en spoedig werd de overmoedige majoor Jacometti zelf dodelijk getroffen. Haastig werden de drie verbanden door de officieren-opvolgers teruggenomen en kroop men met de resterende manschappen terug naar de stoplijn. De tegenstoot was op een fiasco uitgelopen. Het gevolg was dat de helft van het verband was gedood en een tweede bataljonscommandant was uitgevallen.
Vlak voor het avonduur werd ook aan de zuidzijde van de Grebbeweg vanuit de stoplijn een tegenstoot ondernomen. De compagnie die aldaar in stelling lag had van haar bataljonscommandant majoor Landzaat de opdracht gekregen vrijwel geheel uit de stelling te gaan en de Duitsers van de berg af te jagen. In dat stellingdeel was een dicht jong bos en een dubbele prikkeldraadversperring de te nemen hindernis alvorens men tot enige vorm van offensieve formatie kon overgaan. Bovendien zou men de stoplijn bijkans onbezet achterlaten. Desondanks werd de tegenstoot ingezet, maar vrijwel direct na het passeren van de draadversperring door de Duitsers afgeslagen. Nadat men door de eigen versperring was gekomen werd een dodelijk vuur ontvangen uit de bomen van voor de Nederlanders onzichtbare vijanden. De tegenstoot kwam niet eens tot wasdom en in groepjes trok men terug, waarop vlak voor de stoplijn opeens opnieuw een hagel van kogels hen tegemoet kwam! Het bleek dat een reserve eenheid van 11.RI in de stelling terecht was gekomen precies op het moment dat de tegenstoot werd ondernomen. Die nieuwe bezetting dacht door de Duitsers te worden overvallen. Nadat het misverstand was rechtgezet, werden de stellingen weer betrokken. Twee zwak opgezette tegenstoten waren mislukt. Het aantal slachtoffers was aanzienlijk.
Toen de duisternis was ingevallen, waren de Duitsers in bezit van de gehele oostzijde van de Grebbeberg vanaf de huidige begraafplaats. Ten noorden van de Grebbeberg was het 1e bataljon niet zover gekomen. De Nederlandse legerkorpscommandant was echter vastbesloten de volgende dag de Duitsers weer uit de hoofdweerstand te gooien. Opnieuw was het lokale opperbevel in de veronderstelling dat men zich tegenover zwakke tegenstand slap had gehouden en om niets op de loop was gegaan. Het artillerievuur was zwaar geweest, maar verkenningsrapporten hadden nog altijd aangetoond dat er geen sterke vijand voor de stelling kon liggen, althans zo dacht generaal Harberts. De Huzaren werden uit hun reserveposities nabij Utrecht gehaald om een tegenaanval uit te voeren, die hen noodlottig zou worden. De volgende avond moest het Veldleger de Grebbeberg verlaten voor de Oude Hollandsche Waterlinie nabij Utrecht. Die volgende ochtend werd Rotterdam gebombardeerd. De strijd was voorbij.
Geef een reactie